Woordenlijst

Abdomen: De onderkant van het lichaam van het borstbeen tot de cloaca.
Bantam of Kriel: Technisch gesproken is de Bantam een soort kip waarvan geen grotere versie bestaat. Er zijn negen Bantamsoorten. Veel kleine kippen worden bantam genoemd, maar zijn in feite miniatuurversies of kleine versies van een groot ras.
Bloedvlek: Een defect aan het ei, ontstaan door het knappen van bloedvaatjes in de kip. De eieren zien er niet mooi uit, maar zijn wel eetbaar.
Broeds: De drang om eieren te gaan zitten uitbroeden.
Chalazae: De strengen die de eidooier in het ei vastzetten aan de schaal.
Cloaca: De lichaamsopening aan het achtereind van de kip, waar zowel eieren als faeces uit komen.
Drierijige kam: Een kam die eruit ziet als drie afzonderlijke kammen, waarvan de middelste het grootst is.
Drinkbak: Bak om drinkwater voor de vogels in te doen.
Enkele kam: Een lage, verticale kam met insnijdingen langs de rand.
Gezicht (voorkant): De huid rond de ogen.
Grit: Haan: Een mannelijke vogel na de eerste rui, in het algemeen ongeveer anderhalf jaar oud.
Hen: Een vrouwtje na haar eerste legperiode, ongeveer anderhalf jaar oud..
Hybride: Vogels die genetisch gefokt zijn uit twee verschillende rassen vanwege de goede eigenschappen van allebei, zoals goed leggen en een goede hoeveelheid vlees hebben.
Jonge haan: Een mannelijke vogel van het huidige broedseizoen.
Kam: De rode spier op de kop van de meeste kippen.
Kiel: Het borstbeen van de kip.
Kip: De technische term om een vogel (mannelijk of vrouwelijk) van het huidige broedseizoen te beschrijven.
Korrels of pellets: Korrels gevormd van fijn samengeperst mengvoer.
Kortwieken: De handeling waarbij de primaire en secundaire veren aan één vleugel worden gekapt (d.w.z. dat het laatste stuk eraf wordt gesneden) om het dier het vliegen te beletten.
Krop: Deel van het voorverteringssysteem van de kip. Het voedsel wordt hier aan de onderkant van de nek opgeslagen en wordt daar zacht gemaakt voor de rest van het verteringsproces.
Kuif: De bos veren op de kop van sommige kippen.
Kussentje: Het stuk van de rug voor de staart bij het vrouwtje.
Leghennenvoer: Een mengsel van (droog of vochtig) grofgemalen voer.
Lellen: De vlezige aanhangsels aan weerszijden van de ondersnavel.
Nicholls, Simon: Een van de vier oprichters van Omlet. Klein maar perfect gevormd. Spreekt uitstekend West-Engels.
Oorlel: Het vlezige aanhangsel vlak onder de oren.
Paul, Johannes: Een van de vier oprichters van Omlet. Op zoek naar het ultieme stuk taart.
Poulet: Een vrouwelijke vogel van het huidige broedseizoen.
Primaire veren: De eerste tien veren van een vleugel, van de top naar het midden lopend. Niet te zien als de vogel rust.
Rozenkam: Een brede, lage kam die aan de bovenkant bijna plat is, bedekt met kleine knobbeltjes die uitlopen in de zogenaamde kamdoorn. De grootte verschilt naar gelang van het ras.
Rui: Jaarlijks verlies en vernieuwing van veren. Duurt ongeveer 8 weken.
Schacht: De stam of basis van de veer.
Schubben: Het hoornachtige weefsel dat de poten en de tenen bedekt.
Slagpennen: De grootste primaire veren aan de laatste helft van de vleugel.
Slokdarm: The oesophagus (de pijp tussen de keel en de krop).
Spiermaag: Het interne orgaan van de kip dat grit verzamelt en voedsel vermaalt.
Standaard: Kippen die worden gefokt voor de productie van eieren en vlees, niet voor tentoonstellingen.
Stofbad: Kippen gebruiken een droog stuk grond, of het nu aarde of zand is, om mijten en luizen van hun veren te verwijderen.
Tegen de leg aan: Een jonge hen van ongeveer 18 weken oud, de leeftijd waarop de vogel kan beginnen te leggen. Het eerste ei kan dan toch nog wel vier weken op zich laten wachten.
Tuthill, James: Een van de vier oprichters van Omlet. Heeft een prachtige zangstem.
Variëteit: Vogels van hetzelfde ras maar met verschillende kleuren.
Vleesplekjes: Stukjes die in een ei gevonden worden, veroorzaakt doordat er een of ander vreemd voorwerp in de eileider terecht is gekomen toen de eieren werden gevormd.
Vlies: De laatste laag die in de vagina om het ei komt en die dient ter bescherming.
Volbloed: Een ras dat volkomen zuiver is, d.w.z. dat niet gekruist is met andere rassen of variëteiten van hetzelfde ras.
Windham, William: Een van de vier oprichters van Omlet. Vaak aangezien voor Brad Pitt.
Zadel: Het stukje van de rug voor de staart bij het mannetje.